Het rechtse boervriendelijke kabinet is nog niet aangetreden, of de eerste maatregel die een diervriendelijker agrarische industrie verder de toekomst inschuift is al genomen. Demissionair landbouwminister Piet Adema gaat de nieuwe Wet Dieren, met daarin regelingen die het welzijn van productiedieren moeten verbeteren, niet uitvoeren. Lees de Bijlage bij Kamerbrief “Voorgenomen invulling regelgeving dierwaardige veehouderij” voor de details van de wetswijziging, die dus niet doorgaat.
De wijziging van de wet, die zowel door de Tweede als de Eerste Kamer werd aangenomen, is gebaseerd op een amendement tot wetswijziging van voormalig Partij voor de Dieren-kamerlid Leonie Vestering. De Volkskrant schrijft dat zij vanaf de publieke tribune moest aanhoren hoe Adema en de nieuwe Tweede Kamer “haar politieke levenswerk rijp maakten voor de sloop”. Het afknippen van biggenstaartjes, wegbranden van leghensnavels, afzagen van koehoorns en weghalen van pasgeboren kalfjes kan onverminderd doorgaan.
Maatregelen om dat te verbieden gaan de sector geld kosten, en dat kunnen we natuurlijk niet hebben. De omzet (van de export) van de agrarische sector groeide net zo lekker volgens het CBS en met dat vleesminderen valt het ook best mee/tegen.
Beloftes van een minister geven geen garantie
Op termijn komen die maatregelen er wel, beloofde Adema. Maar dan moet er wel subsidie bij, voor de aanpassingen van de stallen, riepen de boeren en hun vazallen in de Tweede Kamer. Beloftes van een minister die vertrekt zijn niet zo hard als een wettekst en of er dus in 2040 veel veranderd zal zijn, is volmaakt onzeker.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Maar wacht eens even…
In december 2022 presenteerde het Ministerie van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit het ‘Actieplan Groei van biologische productie en consumptie’. Minister Adema schrijft in zijn voorwoord: “Ik heb de ambitie om de biologische productie te laten groeien naar 15% van het landbouwareaal in 2030. Dat is een forse ambitie. Dit actieplan is de eerste stap. In de komende jaren zal ik dit plan monitoren, bijstellen en aanvullen met maatregelen die op dat moment nodig zijn.”
Aanvullen met maatregelen, dat is precies wat er in de nieuwe wet voorzien was. Eén van de punten was de veeboeren verplichten de stallen dusdanig aan te passen, dat de dieren niet verminkt hoeven te worden om er te kunnen verblijven. Dat betekent meer leefruimte per varken, koe of kip, zodat ze elkaar niet in de weg zitten met hun hoorns, elkaar niet pikken met hun snavels en elkaar niet irriteren met hun krulstaartjes (?). (Het [onverdoofd] amputeren van biggenstaartjes is sinds 1991 verboden in Europa, maar Nederlandse veeboeren zijn er meesters in vrijstellingen voor van alles te krijgen).
Armzalige ambitie
De ambitie om 15% biologisch landbouwareaal te bebouwen in 2030 lijkt heel flink, maar in Oostenrijk is al een kwart van de landbouw biologisch en in Zweden een vijfde. Met een armzalige 4,5 procent blijft Nederland ver onder het Europese gemiddelde van 10 procent. Een belangrijke indicatie van de populariteit onder boeren van het overstappen op biologische bedrijfsvoering is de toename in de afgelopen tien jaar van het areaal landbouwgrond dat biologisch bewerkt wordt. In Frankrijk, dat nu de meeste biologische landbouwgrond heeft, was die toename in tien jaar 169 procent, in Portugal zelfs 283 procent.
Adema is niet de eerste landbouwminister met biologische ambities. In 2000, toen slechts 1 procent van de landbouw biologisch produceerde, durfde D66-minister Laurens Jan Brinkhorst de voorspelling aan dat in 2010 dat areaal 10 procent zou zijn. Dat was het een kwart eeuw later, ondanks de inzet van de overheid, bij lange na nog niet.
Waarom niet? Waarom wel in Oostenrijk een kwart van het voedselaanbod van eigen bodem biologisch produceren en in Nederland, toch het vernuftige, innovatieve landbouwland bij uitstek, nummer twee op de wereld na de Verenigde Staten als exporteur van agrarische producten, niet? Volgens Marian Blom, projectleider bij Bionext, zijn daar enkele redenen voor. Toen Oostenrijk in 1995 toetrad tot de EU, voorzag de regering dat de nationale landbouw zoals die toen functioneerde niet zou kunnen concurreren op de internationale markt. Maar met biologische producten zou het traditionele Oostenrijkse landbouwsysteem gered kunnen worden en ook rendabel kunnen zijn. Het pakte inderdaad gunstig uit, de biologische landbouw in Oostenrijk groeide gecontroleerd om de markt niet te verpesten en is op deze grote schaal rendabel. Dankzij langetermijnbeleid van de overheid.
Remmende voorsprong en jezelf tegenwerken
Omschakelen is het sleutelwoord. Dat houdt in dat het boerenbedrijf moet voldoen aan de strenge, duidelijk omschreven eisen die aan het stempel ‘Biologisch’ worden gesteld: geen kunstmest en landbouwgif, natuurlijke bestrijdingsmiddelen, wisselteelt, extensief gebruik van de grond, optimaal dierenwelzijn, biodiversiteit. “Biologische productieregels zijn wettelijk vastgelegd in gedetailleerde Europese Verordeningen. Bioproducten zijn herkenbaar aan het groene EU-keurmerk in de vorm van een blaadje. Het is het enige erkende duurzaamheidskeurmerk van de overheid en beslaat de hele keten van het voedselsysteem,” aldus de minister in het voorwoord bij zijn Actieplan.
Een ouderwets boerenbedrijf, waarop het eigen veevoer geteeld wordt en dat de eigen koemest gebruikt, kan gemakkelijker omschakelen dan een hoog intensief bedrijf, met weinig wisselteelt, met koeien op stal die geïmporteerd veevoer eten en mest dat afgevoerd moet worden. Biologische koeien hebben meer grond nodig en geven minder melk, en in Nederland is de grond peperduur en de melkprijs laag. In landen als Portugal, Estland en Frankrijk zijn nog veel van die ouderwetse bedrijven en is de grond die voor het extensieve gebruik bijgekocht moet worden goedkoper.
Noem het de wet van de remmende voorsprong of de omschakelparadox. Voor Nederlandse agrarische bedrijven is het ondanks de ruime overheidsgelden voor boeren die biologisch willen gaan werken vaak een onneembare stap. In de tijd dat hun bedrijf omschakelt en gecertificeerd kan worden door de Skal, dat belast is met certificeren en controleren van de keten, verdienen ze niets, de investeringen zijn hoog en de markt voor biologische producten is ook afhankelijk van de conjunctuur. Dat speelde destijds Brinkhorsts ambities ook parten. In tijden van recessie kiezen huishoudens voor goedkope producten.
Tussen de intensieve, internationaal concurrerende landbouw en veeteelt en de extensieve, gecertificeerde biologische zitten talloze tussenvormen van produceren. Het woud van keurmerken waar de consument maar het beste uit moet zien te halen is daar een indicatie van. Van het groene biovlaggetje weet de consument tenminste zeker dat het de hoogste ethische standaard hanteert en het milieu- en diervriendelijkst is.
De nieuwe Wet Dieren had ervoor kunnen zorgen dat meer boeren hun stallen zodanig gingen inrichten dat de biggetjes niet meer opeengepakt zitten en elkaars staartjes gaan afbijten. Zo’n stal zal eerder biologisch gecertificeerd kunnen worden dan een conventionele varkensstal. Over het hele land gerekend houdt dat in dat de gewenste groei die Adema in zijn biologische actieplan graag ziet, door hemzelf wordt tegengewerkt door zijn knieval voor de agrarische industrie.
Zie ook het Actieplan Biologische Landbouw
Huib Stam